Over de rentmeester

Jan van Brouchoven, vooruitstrevend rentmeester van Rijnland, 1540-1588

Het begrip rentmeester heeft op het eerste gezicht weinig connotaties en directe associaties met bestuur en management van publieke organisaties zoals gemeenten, provincies en waterschappen. Er zijn wel snel directe verbanden te leggen met de Bijbel, ecologie, duurzaamheid en het beheer van landgoederen, maar denkend over een integrale en holistische benadering van het management van steden – waarin de systeemwereld en de leefwereld nog steeds een gescheiden leven leiden – is het begrip niet of nauwelijks ingeburgerd. Soms wordt het begrip gehanteerd door politieke partijen voor onderdelen van hun programma’s, maar consistent over de volle breedte van besturing is dit dan weer niet of slechts ten dele uitgewerkt.

De Heren van Oranje willen bevorderen dat het begrip rentmeester geladen worden in de context vanuit het perspectief van het besturen en managen van steden. Dit dan niet in louter wetenschappelijk zin, maar vooral in de context van hun maatschappelijke relevantie en binnen de kaders van en met respect voor het natuurlijke milieu. Een start.

Van Daele geeft de volgende betekenis:

rent·mees·ter (dem,vmeervoud: rentmeesters)

1. iem. die voor zijn heer de pachten of huren int

2. beheerder van een landgoed

3. de mens in zijn verantwoordelijkheid voor de aarde

Er zijn vele synoniemen en associaties met het beroep of vak van rentmeester. Een eerste inventarisatie:

hoeder, manager, vertrouwensman, administrateur, inspecteur, meier, ontvanger, opzichter, drost, drossaard, baljuw, schout, gebiedsregisseur.

Wat opvalt is dat de rentmeester de focus te allen tijde heeft:

op de  lange termijn, op continuïteit, de waarden van het beheerde gebied of domein en zeker niet op eigen gewin.