Planet Finance

Planet Finance geeft geen beleggingstips en is ook geen kruistocht tegen bankiers of de rijkste 1 procent, maar kijkt achter de glanzende gevels van het grote geld. Marije Meerman reist langs een bonte stoet van traders, shortsellers en valutagoeroes, door een onvoorspelbare en veelal ondoorzichtige wereld waar rendement lonkt. Een wereld met de reputatie dat je er slapend rijk kunt worden en werkend arm blijft.

In deze zesdelige documentaireserie neemt Marije Meerman je mee naar Planet Finance. Wie wonen en werken daar? Wat voor taal spreken ze? Wat is het nut van deze planeet, én wat maakt deze financiële wereld voor zo veel mensen zo aantrekkelijk?

Na een introductie op de beursvloer en een spoedcursus ‘rijk worden aan risico’ komen we terecht op de oliefuturesmarkt waar nog niet zo heel lang geleden olie even gratis (!!!) was.

Meerman ontmoet in Japan vrouwen die in valuta handelen en kijkt hoe beleggers in Chbina en Hong Kong zich verlekkerd opmaken voor de grootste beursgang ooit. Bij haar bezoek aan een afgebrand bos in Californië ontdekt zij dat je op Planet Finance kan verdienen aan een mogelijke ramp.

Tot slot onderzoekt Meerman de macht van een collectief van particuliere beleggers op een markt die gedomineerd wordt door het grote geld.

Haarscheuren in financiële verhoudingen

Caspar Boendermaker & Jack Kruf | BNG Magazine

In april 2019 vond de jaarlijkse PRIMO/UDITE-bijeenkomst van de denktank ‘From Global to Local’ plaats. Een vijftiental publieke leiders hebben bij en met BNG Bank gesproken over de uitdagingen waar decentrale overheden voor staan. Aan de hand van het recent verschenen Global Risks Report 2019 van het World Economic Forum en een presentatie van de gemeente Delft werden haarscheuren in de financiële verhoudingen zichtbaar. Is de financiële resilience (weerstandsvermogen) van stad en regio in het geding?

Transities nopen tot investeringen, terwijl de gemeentelijke solvabiliteit onder druk staat

De gemeente Delft presenteerde de ambitieuze lange termijn investeringsstrategie die de raad heeft aangenomen. Tot 2040 is voor maar liefst 1,4 miljard aan investeringen voorzien, waarvan de gemeente circa 25% voor haar rekening zal moeten nemen.

Zorgelijk waren de bespiegelingen van professor Johan de Kruijf van de Radboud Universiteit. Hij toonde cijfermatig aan dat de gemeenten hun solvabiliteit structureel zien teruglopen en de financiële meevallers die het RO-instrumentarium in het verleden bood, lijkt op te drogen. Gevolg is dat het steeds lastiger wordt – en voor sommige gemeenten nu reeds is – om de investeringsstrategie uit te voeren. Tegelijkertijd leven we in een periode waarin meerdere transities tegelijkertijd op ons afkomen. Deze transities, die nog slechts voorzichtig zichtbaar zijn, leggen nu al een grote druk op de (beperkte) financiële middelen.

Samenwerking met publieke en private partners is pure noodzaak. Op zich is samenwerking zoeken natuurlijk altijd goed. Maar de driver van samenwerking moet het vinden van een ‘win-win’ zijn en betere risico- en taakverdeling. Niet noodzaak en krachteloosheid.

Waar staan wij in Nederland?

De concerncontrollers van grote gemeenten herkennen dat hun gemeenten bijna met de rug tegen de muur staan. Door kostenoverschrijdingen – met name binnen het sociaal domein – is ingeteerd op de reserves en de solvabiliteit verslechterd. Ondanks de grote behoefte aan nieuwe woningen lukt het niet meer een grote extra inkomstenstroom uit het ruimtelijk beleid en grondbeleid te verwerven. Allemaal maken zij zich zorgen over de stapeling van opgaven en de som van uitdagingen die voor ons ligt.

Algemeen beeld: oplopende schuldposities, geleidelijke daling solvabiliteit en steeds kleinere reserves

Er komt ontzettend veel op de bestuurders af. De financiële realiteit is dat bestuurlijke keuzes noodzakelijk zijn. Bij sommige gemeenten is de financiële ruimte in de exploitatie, tezamen met de solvabiliteit, zo sterk gedaald dat regie voeren op de verschillende transities onmogelijk is geworden. Er zijn natuurlijk diverse uitzonderingen, maar het algemene beeld is dat de schuldposities oplopen, de solvabiliteit geleidelijk daalt en de reserves steeds geringer worden.

Haarscheurtjes

Het algemene gevoel is dat we ons in Nederland gelukkig mogen prijzen met de overheid die we hebben. De schakelkast tussen overheden kan en moet evenwel nog verder worden versterkt in de aanpak van de transities. Daarbij is behoefte aan een betere balans tussen ambities en risico’s enerzijds en draag- en organisatiekracht anderzijds.

De gemeenten moeten duidelijker de risico’s benoemen die op hen zijn afgekomen en in het kader van de verschillende transities op hen afkomen. Risico’s die de draag- en organisatiekracht van gemeenten dreigen te verzwakken. Uit de transities in het sociaal domein zijn lessen te trekken. Duidelijk is dat de risico’s zijn onderschat en dat de transities in het sociale domein de financiële draagkracht en de buffers van gemeenten (solvabiliteit) flink hebben aangetast.

Terwijl de transitie in het sociale domein nog in volle gang is, dienen nieuwe transities – energie, waterbestendigheid, Omgevingswet – zich al weer aan. Deze zijn wellicht nog ingrijpender. Het is wijs deze gevolgen met scenario-analyses eens naar voren te halen en de gemeentelijke organisaties daarop in te richten en financieel te versterken.

Programmatische samenwerking

Er is veel behoefte aan innovatie, maar tegelijk weinig ruimte om te kunnen innoveren. De tijd ontbreekt in de hectiek van alle te maken keuzes en afwegingen om te werken aan vernieuwing door middel van nieuwe vormen van sturing en samenwerking.

De aanpak van de transities vergt een programmatische samenwerking met private partijen. Er is behoefte aan een betrouwbare en voorspelbare (rijks)overheid met een langetermijnstrategie. Een voorspelbare en betrouwbare koers en bijbehorende regelgeving. Delft heeft bijvoorbeeld nu haar ambities en bijbehorende investeringsbehoefte publiek gemaakt. Daarin schetst het gemeentebestuur de investeringsbehoefte van de stad en het aandeel ervan door de gemeente.

Gemeenten moeten de ruimte krijgen om een dergelijke investeringsagenda uit te voeren en zouden niet continu moeten zijn gedwongen tot aanpassingen ten gevolge van onderschatte risico’s van transities (denk aan de oplopende tekorten in het sociale domein door het open einde karakter ervan) en het gebrek aan voldoende zekerheid over de meerjarig beschikbare financiële ruimte.

Hoe nu verder?

Samenwerken is meer dan ooit noodzakelijk. Tussen overheden en met maatschappelijke stakeholders. Een sterke gemeentelijke (eerste) overheid is belangrijk bij het aanvliegen van de transities en maakt het verschil in slagkracht en coördinatie. Een krachtige gemeente is een randvoorwaarde om – in samenwerking met private partijen – te komen tot een meerjareninvesteringsagenda. Dit vereist een betrouwbare en voorspelbare (rijks-)overheid die voldoende middelen ter beschikking stelt om de uit te voeren taken ook daadwerkelijk aan te kunnen.

Het zou goed zijn als een investeringscommissaris de over het land verspreide pilots bij elkaar brengt

De samenwerking in de regio strekt tot groot voordeel om kennis, investeringen en inzichten met elkaar te delen. Ook kan het helpen bij het delen van de risico’s (sharing and pooling) in de benadering om de individuele risico’s van gemeenten acceptabel en behapbaar te maken. 

Tegelijk helpt dit een programmatische uitvoering, waarbij investeringsopgaven vanuit verschillende gemeenten gebundeld worden en in een volgtijdelijke aanpak in de tijd worden opgemaakt. Dat maakt het voor gemeenten en betrokken investeerders eenvoudiger om te leren van opgedane ervaringen en om schaarse resources efficiënt aan te wenden.

Deltaprogramma
Een inspirerende aanpak vormt het Deltaprogramma onder leiding van een Deltacommissaris die regie voert op de sturing en financiering van de investeringen in de waterveiligheid van Nederland. Op dit moment ontwikkelen zich overal in Nederland pilots. Het zou goed zijn deze bij elkaar te brengen, zodat we van elkaar kunnen leren. Een dergelijke investeringscommissaris kan daarin een belangrijke rol vervullen.

Herstel van de financiële verhoudingen
Behoud van de financiële stabiliteit binnen gemeenten vormt een belangrijke randvoorwaarde. Zeker in de huidige tijd met meerdere grote transities is het gewenst dat gemeenten voldoende financiële ruimte hebben om de regie op zich te kunnen nemen. Het is een absolute voorwaarde om de transities überhaupt op een goede wijze aan te kunnen vliegen en te laten slagen.

De zichtbare haarscheurtjes tonen aan dat in tijden van transities op deze schaal een nieuwe financiële strategie op de tekentafel moet

Zonder stabiliteit ontstaat bestuurlijk gedrag van de-krenten-uit-de-pap-willen-halen, oud-voor-nieuw-beleid-discussie en veel politiekgedreven geschuif tussen de vaak sterk verdeelde portefeuilleposten. Terwijl we een langetermijnstrategie willen, een voorspelbare (rijks)overheid, regiobrede meerjareninvesteringsprogramma’s en een goed mechanisme om leerervaringen te inhaleren en toe te passen in de langere termijnplannen. Dat betekent dat publieke organisaties na moeten denken over nieuwe financiële allianties. De zichtbare haarscheurtjes zijn een teken dat in tijden van transities op deze schaal een nieuwe financiële strategie op de tekentafel moet.

Is er genoeg financiële kracht om transities het hoofd te bieden?

Jack Kruf en Johan de Kruijf | april 2019
ce titel vormde één van de kernvragen in de Denktank From Global to Local van 5 april j.l. Kijkend naar de voorliggende transities, de toename van risico’s in het publieke domein en het geleidelijk oplopen van achterstanden in beheer en onderhoud, kwam deze vraag nadrukkelijk op tafel. Dus hoe staan we financieel er eigenlijk voor in Nederland? Een eerste verdieping. Minder rooskleurig? Haarscheurtjes? Niet echt hersteld van de kredietcrisis nu 10 jaar geleden? De serie financiële tegenvallers inzake de transitie sociaal domein is nog niet ten einde en trekt diepe sporen. Zijn wij pessimisten? Nee, geenszins, realisten. Niet meer dan dat. De eerste krijtlijnen.

Kengetallen en basiscijfers

Gemeenten en provincies in Nederland hanteren sinds 2016 een set vaste kengetallen om de financiële positie te beoordelen. We belichten solvabiliteit, netto schuldquote ongecorrigeerd en EMU-schuld. Bronnen zijn Centraal Bureau voor de Statistiek, waarstaatjegemeente.nl en Planbureau voor de Leefomgeving.

Het zijn deze basiscijfers die aangeven dat de leencapaciteit van de gemeenten voor het doen van grootschalige investeringen in transities of het wegwerken van achterstanden beperkt is. Met de eerste cijfers die zijn gedeeld aan de zijde van de behoefte of noodzaak (dus wat komen gaat) lijkt de leencapaciteit een fractie te zijn van dat wat echt nodig is. Wat vraagt dit van publieke waardesturing en van publiek risicomanagement? Van de politiek? Van innovatiekracht in allianties en nieuwe vormen van samenwerking? Wat vraagt dit van aard en omvang van een nieuwe publieke financiële strategie? Er lijkt een nieuw tijdperk aangetreden.

Op 5 juli 2019 zal de denktank From Global to Local 2019 zich verder verdiepen op vier kernvragen:

    1. Wat is de geschatte omvang van aan transitie gerelateerde investeringen in het komend decennium?
    2. Wat zijn mogelijke verdiepingen die op de financiële status quo van Nederland kunnen of dienen te worden gemaakt ?
    3. Wat zijn voorliggende en mogelijke alternatieve scenario’s (dan de eigen overheidsfinanciering) om de transities het hoofd te bieden?
    4. Welke strategische vormen van publiek risicomanagement kunnen dienstbaar zijn om een succesvolle politiek-bestuurlijk-ambtelijke regie te ontwikkelen en vooral te voeren?

Solvabiliteit

Op het eerste gezicht vallen twee zaken op. De gemiddelde solvabiliteit voor alle gemeenten ligt rond de 35% en kende een piek rond 2009 bij de verkoop van energiebedrijven.

Figuur geeft kengetal solvabiliteit weer in de loop van de tijd.

De solvabiliteit van gemeenten tussen 100.000 en 250.000 inwoners ligt lager dan het landelijk gemiddelde. Deze cijfers zijn slechts gemiddelden. Met name in de groep gemeenten tussen 150.000 en 250.000 inwoners zit een substantiële vertekening. In 2017 is de solvabiliteit van deze groep gemeenten omstreeks 27%. Twee gemeenten van de 13 hebben een solvabiliteit van boven 50%. Wordt daarvoor gecorrigeerd, dan daalt de solvabiliteit van de resterende groep naar 18% ofwel met een derde. Die elf grote gemeenten hebben daarmee een solvabiliteitsniveau van ongeveer de helft van het landelijk gemiddelde.

Solvabiliteit is slechts één indicator van de financiële draagkracht van gemeenten.

Netto schuldquote ongecorrigeerd

Via de (ongecorrigeerde) nettoschuldquote (netto schuld t.o.v. de baten voor reserves) ontstaat een beeld van de nog resterende leencapaciteit van gemeenten. In het algemeen geldt dat een nettoschuldquote boven 130 kritisch is en boven 100 er sprake is van verhoogde aandacht voor de financiële positie van gemeenten.

Figuur geeft weer (ongecorrigeerde) nettoschuldquote (netto schuld t.o.v. de baten voor reserves

De grafiek laat de nettoschuldquotes van dezelfde groepen gemeenten zien. Nu is te zien dat de grote steden een hoge nettoschuldquote kennen. De daling na 2014 komt door de toevoeging van de baten van het sociaal domein. In de cijfers voor Nederland als geheel is daarvoor gecorrigeerd en is de conclusie dat ten eerste de schuldquotes ten opzichte van 2005 zijn gestegen en dat er na 2014 nauwelijks een afname waar te nemen is van de nettoschuldquote.

Omdat de baten in het sociaal domein nauwelijks een relatie hebben met investeringen en financiering maar vooral lopende uitgaven zijn bieden deze middelen nauwelijks ruimte om additionele financiering te genereren. In die zin zijn de nettoschuldquotes uit 2014 realistischer.

Met gegevens uit waarstaatjegemeente.nl is voor de grote gemeenten (100.000-250.000 inwoners; 27 gemeenten) een analyse van de individuele schuldquotes 2017 van die 27 gemeenten te maken. Deze staan niet in de grafiek. Wanneer de norm voor een maximale nettoschuldquote op 100 wordt gezet, dan zijn er 6 gemeenten die niet meer kunnen lenen. De overige gemeenten kunnen naar schatting nog € 4,2 mld lenen, waarbij de in totaal 4 gemeenten die meer dan 50% solvabiliteit kennen € 1,6 mld kunnen lenen.

EMU-schuld

Dat de financiële positie van gemeenten er niet beter op wordt is ook te zien aan de relatieve ontwikkeling van EMU-schuld bij gemeenten en het Rijk/Centrale overheid. Sinds 2008 wordt voor gemeenten de EMU-schuld afzonderlijk vastgelegd. De gegevens in deze grafiek laten zien dat de EMU-schuld van gemeenten in absolute bedragen met circa 30% is gestegen.

Figuur geeft de EMU-schuld weer in de loop van de tijd.

Dat de financiële positie van gemeenten er niet beter op wordt is ook te zien aan de relatieve ontwikkeling van EMU-schuld bij gemeenten en het Rijk/Centrale overheid. Sinds 2008 wordt voor gemeenten de EMU-schuld afzonderlijk vastgelegd. De gegevens in deze grafiek laten zien dat de EMU-schuld van gemeenten in absolute bedragen met circa 30% is gestegen.

De schuld van de centrale overheid (eenvoudig gezegd de ministeries) is in dezelfde periode met slechts 18% gestegen. Meer opvallend is dat bij de centrale overheid na de crisis sprake is van een daling van de schuld terwijl de schuld van gemeenten ten opzichte van de piek in 2014 anno 2018 nagenoeg onveranderd is.

Wanneer de schuld wordt gekoppeld aan het BBP dan profiteert de centrale overheid wel van de groei van het BBP (index 2018: 99% tov 2008) terwijl bij gemeenten het indexcijfer op 107 uitkomt.

Behoefte

Uit de ramingen van het Planbureau voor de Leefomgeving is af te leiden dat voor gebouwde omgeving, warmtenetten en afkoppelen van het gas tot 2030 bedragen tussen ca € 7 mld en € 17 mld nodig zijn en ook daarna zijn nog investeringen nodig. Die investeringen komen niet allemaal bij de gemeenten terecht maar de verhouding tussen benodigde investeringsbedragen voor energietransitie en de leencapaciteit van de grote gemeenten roept wel vragen op.

Discussie

Mogelijke punten voor nadere discussie tijdens het vervolg van de denktank begin julie zouden als volgt kunnen worden geformuleerd:

    1. In de afgelopen jaren is de financiële positie van het Rijk verbeterd. De daling van de EMU-schuld vanaf 2014 is daar een indicator voor. Tegelijkertijd zien we dat de EMU-schuld en de nettoschuldquotes van alle gemeenten – gecorrigeerd voor het effect van extra baten door de decentralisaties – niet echt veranderen en beduidend hoger liggen dan tien jaar geleden. Met name in de grote gemeenten blijkt ook dat de solvabiliteit als maatstaf om tegenvallers op te vangen achterblijft bij het landelijk gemiddelde en feitelijk nog lager ligt dan gemiddelden naar gemeentegrootteklassen suggereren.
    2. We staan aan de vooravond van ingrijpende transities op meerdere beleidsterreinen. Alhoewel gemeenten niet alle lasten van de transities zelf hoeven te dragen geldt dat de beschikbare financieringsruimte van grote gemeenten beperkt is. Daarbij veronderstellen we dan dat gemeenten de uitgaven voor het sociaal domein daadwerkelijk kunnen gaan beheersen, iets waar gelet op de demografische ontwikkelingen vragen bij kunnen worden gesteld. Alternatieve vormen van financiering van de transities zijn wellicht mogelijk, maar dat roept ook vragen op over zeggenschap over investeringen en de relatief hogere financieringskosten van private financiering.
    3. Op basis van de hier gepresenteerde gegevens is de mismatch tussen de financiële positie van het Rijk en de Gemeenten een onderwerp voor de bestuurlijke agenda. Omdat de financieringsruimte voor gemeenten beperkt is, lijkt ambtelijk aandacht nodig te zijn voor de bundeling en verspreiding van kennis over alternatieve financieringsvormen een belangrijk thema te worden. Georganiseerde gemeenten staan immers sterker tegenover marktpartijen dan individuele gemeenten.