Planet Finance

Planet Finance geeft geen beleggingstips en is ook geen kruistocht tegen bankiers of de rijkste 1 procent, maar kijkt achter de glanzende gevels van het grote geld. Marije Meerman reist langs een bonte stoet van traders, shortsellers en valutagoeroes, door een onvoorspelbare en veelal ondoorzichtige wereld waar rendement lonkt. Een wereld met de reputatie dat je er slapend rijk kunt worden en werkend arm blijft.

In deze zesdelige documentaireserie neemt Marije Meerman je mee naar Planet Finance. Wie wonen en werken daar? Wat voor taal spreken ze? Wat is het nut van deze planeet, én wat maakt deze financiële wereld voor zo veel mensen zo aantrekkelijk?

Na een introductie op de beursvloer en een spoedcursus ‘rijk worden aan risico’ komen we terecht op de oliefuturesmarkt waar nog niet zo heel lang geleden olie even gratis (!!!) was.

Meerman ontmoet in Japan vrouwen die in valuta handelen en kijkt hoe beleggers in Chbina en Hong Kong zich verlekkerd opmaken voor de grootste beursgang ooit. Bij haar bezoek aan een afgebrand bos in Californië ontdekt zij dat je op Planet Finance kan verdienen aan een mogelijke ramp.

Tot slot onderzoekt Meerman de macht van een collectief van particuliere beleggers op een markt die gedomineerd wordt door het grote geld.

Maatschappelijke zorgplicht: verplicht

Het duurt té lang voor ondernemingen welzijn boven winst gaan stellen. Daarom moet een maatschappelijke zorgplicht in de wet verankerd worden. Dat zegt Leen Paape in zijn afscheidsrede als hoogleraar Corporate Governance bij Nyenrode.

Als je om je heen kijkt, zie je dat in Nederland de samenleving aan veel kanten vastloopt, aldus Paape. Energie, klimaat, zorg, onderwijs, de Belastingdienst, stikstof, pfas, migratie. En dan komt daar nog de oorlog in Oekraïne bij. Hij ziet dat er fundamentele veranderingen nodig zijn.

Afscheidsrede Leen Paape.

“Nyenrode is in 1946 opgericht om het land te helpen opbouwen. Die mooie missie hebben we als samenleving goed gerealiseerd. Maar ergens zijn we zo zelfvoldaan van het pad afgeraakt dat er nu heel veel is vastgelopen”, zegt Paape. “Wat ik zou willen zien, is dat bedrijven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid méér gaan nemen. Ondernemingen krijgen hun license to operate van ons als maatschappij. In mijn ogen hebben ze daarom een maatschappelijke zorgplicht: zorgen voor maatschappelijk welzijn op de lange termijn. En daarbij rekening houden met ieders belangen. En als je dat echt goed wilt doen, kijk je 7 generaties vooruit.”

We hebben nieuwe doelen nodig

“Sinds de Tweede Wereldoorlog staan groei en winst centraal in ons denken. Nu we zien dat er zo veel vastloopt, is het tijd om opnieuw te kijken naar onze doelen. Want die bepalen wat we doen. Zo lang het doel uitsluitend winst maken is, komen de bestrijding van de klimaatcrisis en het tegengaan van polarisatie in de samenleving minder goed van de grond. Dit gesprek moeten we dus wel met elkaar aangaan! Als samenleving zullen we niet meer uitsluitend moeten streven naar welvaart in materiële zin, maar juist ook naar welzijn. Dat is ingewikkeld. Maar ook nodig!”

Paape noemt 10 redenen voor de zorgplicht:

    1. De veranderende opvattingen over de wet geven richting (wat mij betreft).
    2. Daar komen dan nog codes, (internationale) regelgeving en akkoorden bij.
    3. Values en principes van uw eigen onderneming spreken al voor zich, nietwaar?
    4. Stakeholders hebben er niet alleen recht op, ze vragen er ook om.
    5. De theorie wijst u – inmiddels – ook in de goede richting.
    6. Institutionele beleggers verlangen het van u.
    7. Gerechtelijke uitspraken onderstrepen het belang ook nog eens.
    8. De filosofen en de ethiek verlichten uw pad.
    9. Spirituele en religieuze overwegingen geven u wellicht nog het op één na laatste zetje.
    10. Last but not least, u heeft vast dierbaren die u een betere wereld gunt, toch?

“Voor wie schreef ik deze afscheidsrede eigenlijk? In het begin zei ik dat het voor ondernemers bedoeld was. Mijn conclusie nu is dat ik het vooral schrijf voor de politiek. Maar ja die politiek, dat zijn wij allen. We moeten dus ook nu in gezamenlijkheid de trom slaan en zorgen dat de politiek beweegt. Die trom heb ik dan nu geslagen door langs 10 overwegingen redenen aan te voeren waarom die maatschappelijke zorgplicht een onvermijdelijkheid is en dus ook geen vraag meer zou mogen zijn.”

– Leen Paape, Nyenrode, 8 december 2022

Lees meer op Nyenrode Univsersity

Op weg naar een volledig circulaire economie

Jack Kruf | BNG Bank, 08-11-2021

Begin 2021 heeft het Planbureau voor de Leefomgeving de eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER 2021) gepubliceerd. Het rapport schetst de voortgang van de transitie naar een circulaire economie in Nederland. Erevoorzitter van PRIMO Europe – Jack Kruf –  heeft deze omvangrijke maar zeer informatieve rapportage samengevat op majeure risico’s, zoals zij door de auteurs zijn verwoord.

De Nederlandse regering wil in 2050 een volledig circulaire economie hebben bereikt. Monitoring van de voortgang van deze transitie is gewenst. Het rapport ICER 2021 is een belangrijke mijlpaal in dit proces. Het toont de interventies die de overheid in Nederland heeft gedaan om de transitie naar een circulaire economie op gang te brengen en te versnellen, alsmede de acties van maatschappelijke partijen.

Interventies en acties vormen samen de transitie-indicatoren, die een beeld geven van de mate waarin en de manier waarop bedrijven, consumenten en overheden voorsorteren op een circulaire economie. In dit rapport, dat onder supervisie van dr. Frank J. Dietz* van het Planbureau voor de Leefomgeving tot stand is gekomen, zijn deze beschreven. In hoofdstuk 4 is de voortgang aan de hand van een achttal sleutelprocessen (pagina 134) behandeld:

    • Ondernemerschap (experimenteren en opschalen van innovaties)
    • Kennisontwikkeling
    • Kennisuitwisseling
    • Richting geven aan het zoekproces (doelen en oplossingen)
    • Creatie van markten
    • Mobilisatie van middelen
    • Doorbreking van weerstand (legitimiteit en veranderdruk op gevestigd systeem)
    • Coördinatie van bundel van veranderprocessen in transitie

pblBron: Integrale Circulaire Economie Rapportage 2021, Planbureau voor de Leefomgeving

Hoofdboodschappen

De hoofdboodschap is dat de transitie naar een circulaire economie daadwerkelijk is gestart maar tegelijk ook nog slechts aan het begin staat. Het blijkt dat wij aan het begin staan en dat veel op ‘vrijwillige basis’ en met ‘soft controls’ verloopt.

Transitie
De transitie naar een circulaire economie staat bij veel maatschappelijke partijen op de agenda. De voortgang van de transitie is onder andere zichtbaar in het toenemende aantal ‘circulaire’ bedrijven, wetenschappelijke publicaties, opleidingen die aandacht besteden aan circulaire vraagstukken en financiële middelen die via ondersteunende instrumenten van de Rijksoverheid zijn gebruikt voor circulaire activiteiten.

Aanvangsfase
Ondanks de voortgang, bevindt de transitie zich nog in een aanvangsfase. Het aandeel circulaire bedrijven in Nederland is met zo’n 6 procent nog beperkt. Hiernaast functioneert het merendeel van de huidige economie nog volgens lineaire principes. Van de implementatie van circulair ontwerp of circulaire businessmodellen is nog nauwelijks sprake.De grootste milieuwinst verwacht men van ‘narrowing the loop’ en ‘slowing the loop’

Narrowing the loop
Zonder aanvullende acties blijft recycling de dominante richting in de transitie naar een circulaire economie. Recycling is onmisbaar in een circulaire economie. De grootste milieuwinst wordt echter verwacht van strategieën die zich richten op het verminderen van het totale grondstoffengebruik (narrowing the loop) en het verlengen van de levensduur van producten en onderdelen (slowing the loop). Deze strategieën krijgen tot op heden nauwelijks aandacht.

Andere spelregels

De transitie naar een circulaire economie gaat niet alleen over nieuwe technologieën, maar ook over andere spelregels (instituties), ander gedrag, nieuwe producten, diensten, kennis en alternatieve businessmodellen. Deze elementen krijgen nog weinig aandacht. De opschaling van circulaire activiteiten kent diverse belemmeringen.

Inspanningen

Het realiseren van de transitie is een belangrijk doel van het kabinetsbeleid. Dit vergt inspanningen van overheden, producenten, consumenten, ngo’s, wetenschappers en bestuurders. Een transitie is immers niet door enkel de overheid te sturen en te realiseren.

Risico’s

Vanuit het oogpunt van publiek risicomanagement (PRIMO) is een analyse van de belangrijkste risico’s van inhoud, proces en uitwerking dus een logische stap. De definitie van risico is hier ‘een mogelijke afwijking, respectievelijk schade van het beoogde doel’. Met name worden genoemd:

    • Leveringsrisico, zijnde het risico om niet te kunnen beschikken over een grondstof voor een economie of een bedrijf. Beperkte beschikbaarheid van kritieke materialen betekent een risico voor de economie en de levensstandaard in importerende landen.
    • Het risico op prijsvolatiliteit.
    • Indien de sortering, reparatie of het recyclen van deze producten niet op een veilige manier gebeurt, is het risico op ernstige vervuiling en gezondheidsschade hoog.
    • Financiers zien een risicoverhoging ten opzichte van het traditionele verkoopmodel, door bestaande accountingregels die product-als-een-dienst-bedrijven belemmeren als hun omvangrijke activa op de balans (bijvoorbeeld de wasmachines die worden verhuurd) staan en trage cashflow (huuropbrengst) veroorzaken. Deze bedrijven scoren slecht op kredietwaardigheid (solvabiliteit) binnen de huidige rekenmethode. Ze hebben relatief veel producten als werkvoorraad nodig, wat een relatief grote initiële investering vergt. De resulterende langere terugverdientijd wordt in de regel als risico verhogend gekwalificeerd door kredietverstrekkers.
    • Vergunningverleners en handhavers gebruiken echter routines bij het inschatten van risico’s om zo op een efficiënte manier aanvragen af te handelen. Deze routines zijn veelal risicomijdend, zelfs als wetten en normen ruimte voor verandering of experimenten bieden. Bovendien durven vergunningverleners uit angst voor juridische consequenties vaak niet af te wijken van een strikte interpretatie van wetten en regels. Nieuwe circulaire productieprocessen kunnen hierdoor worden gehinderd.
    • Risicoverkenning in relatie met energietransitie is van belang, omdat zij nauw verbonden is met circulaire economie. De energietransitie in Nederland leidt naar verwachting tot nieuwe leveringsrisico’s. De energietransitie vergt namelijk een niet eerder vertoonde versnelling van de jaarlijkse productiegroei van veel grondstoffen, hetgeen tot leveringsrisico’s leidt. Anderzijds is de koppeling van de verbranding van afval met de energievoorziening zoals warmtenetten is een risico voor de transitie naar een circulaire economie. Daarin wordt thans fors geïnvesteerd. Deze koppeling herbergt een risico op een ‘lock in’. De energievoorziening wordt dan namelijk afhankelijk van het verbranden van voldoende afval waardoor een prikkel ontstaat om voldoende afval te kunnen verbranden in plaats van afval te beperken en nuttige materialen daarin via recycling een volgend leven te geven.
    • De verschuiving van de verwerking van afval uit hoge-inkomenslanden naar lagelonenlanden met lagere milieustandaarden vergroot het risico op het ontstaan van pollution havens. Omdat de exportketens van afval niet transparant zijn, is er geen duidelijk beeld van hoe het geëxporteerde afval daadwerkelijk verwerkt wordt, of wat daarbij het risico op negatieve milieueffecten is en welk waardeverlies dit met zich meebrengt.
    • (Verdere) negatieve effecten kunnen optreden in het verleggen van productieketens, vooral bij armste deel van de wereldbevolking met het risico op sociale misstanden en op schendingen van arbeidsrechten (onder meer kinderarbeid). Ook lokale milieueffecten kunnen groot zijn.
    • Een duurzaamheidskader is nodig. Welke stof is duurzaam onder welk criterium van productie of als onderdeel van een product. Er is hier tevens het risico op overexploitatie, waardoor de voorraad aan biogrondstoffen niet kan worden hersteld en het risico op uitputting ontstaat. Dit vergt dat de biogrondstoffen op een duurzame manier worden geteeld, de bodemvruchtbaarheid op peil blijft en de nutriëntenkringlopen worden gesloten. Het Nederlandse bedrijfsleven zet stappen, maar nog lang niet alle risico’s zijn aangepakt.
    • De verspreiding van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) wordt nog onvoldoende beheerst en brengt onvoorziene risico’s met zich mee. Bij hergebruik en recycling kunnen ZZS vrijkomen of zich ophopen in producten. Dat kunnen ook verboden stoffen zijn die nog in oudere producten verwerkt zitten. Ook kunnen nieuwe risico’s ontstaan door toepassing van nieuwe stofcombinaties. Dit vraagt om meer kennis over de daaraan verbonden risico’s.
    • De afhankelijkheid van de import van kritieke metalen vormt een risico voor de Nederlandse economie en de levensstandaard. Bij de winning van een aantal kritieke materialen zijn enkele landen dominant, waardoor het risico bestaat op monopolistisch gedrag.

Governance

Op pagina 198 wordt het woord governance voor het eerst opgevoerd: ‘Om in de volgende fase van de transitie afspraken te maken over te bereiken doelen en te ondernemen acties, is een duidelijke rolverdeling van belang tussen de verschillende betrokken partijen. Het scheppen van meer helderheid over de verantwoordelijkheden van de verschillende stakeholders en het gesprek hierover is dan ook een belangrijk onderdeel van de versterking van de governance van de transitie naar een circulaire economie.’

Een integrale risicoanalyse op het realiseren van een circulaire economie ontbreekt, maar de beschreven bouwstenen geven een eerste duiding. Het wordt een spannend proces, dat gezien de gestelde doelen meer systemische ingrepen van met name de overheid doet verwachten. Bestuurders en publieke leiders doen er wijs aan om dit rapport te lezen en de grote waarde ervan te laten doordringen in de te nemen besluiten. Immers, ‘regeren is vooruitzien’. Een waardevol rapport en qua integraliteit en vooral transdisciplinariteit de eerste in zijn soort. Vakwerk.

Hoe nu verder?

Het concept circulaire economie is zo omvangrijk en het eigenaarschap van de omwenteling of transitie zo gefragmenteerd dat lethargie op individueel organisatieniveau op de loer ligt. Caspar Boendermaker, Frank Dietz, Bob Hoogenboom, Jack Kruf, Hans Krul, Bart van der Linden, Leen Paape en Peter Robertson staken de koppen bij elkaar in juni 2021. Een bewust samengestelde groep met kennis vanuit public management, financiën c.q. investering, corporate management en wetenschap.

Het was elkaar ontmoeten met een open agenda, waarbij wij ons hebben laten leiden door het statement in het ICER-rapport (pagina 198) inzake besturing:’Om in de volgende fase van de transitie afspraken te maken over te bereiken doelen en te ondernemen acties, is een duidelijke rolverdeling van belang tussen de verschillende betrokken partijen. Het scheppen van meer helderheid over de verantwoordelijkheden van de verschillende stakeholders en het gesprek hierover is dan ook een belangrijk onderdeel van de versterking van de governance van de transitie naar een circulaire economie.’

Grote vraag naar kennis en onderwijs op circulair gebied

Vanuit de voorliggende opgaven, hun aard en complexiteit werd al snel kraakhelder in de groep dat de vraag naar kennis en onderwijs op circulair gebied erg groot is. Ook kwam naar voren dat de kennis op dit moment versnipperd is en het onderwijsaanbod zich nog in een beginfase bevindt. Daarnaast werd duidelijk dat de transitie een chefsache is voor veruit de meeste van de betrokken organisaties, omdat er tal van nieuwe koppelingen tussen strategie, management, verdienmodellen én uitvoering ontworpen én geïmplementeerd moeten worden – vaak tegelijkertijd.

Vernieuwingsimpuls

Het is niet zomaar ‘wat anders inkopen’ concludeerden wij. Ook nieuwe vormen van samenwerking zullen het werk moeten doen, met vaak ook andere partners. Er zal daarbij een toenemende behoefte ontstaan aan senior adviseurs, regisseurs en programmamanagers. Die trend in vraag is nu al waarneembaar. Het bestaande onderwijsaanbod op het gebied van complexiteits-, risico-, resilience en scenariodenken vraagt daarbij om een forse vernieuwingsimpuls. De traditionele lijnen van nu zullen niet volstaan, zo was de overtuiging in de genoemde groep.

Gerichte onderwijsprogramma’s

Een logische, direct volgende stap is inzetten op kennis- en onderwijsinfrastructuur. Gerichte onderwijsprogramma’s liggen dus voor de hand. Programma’s die over de grenzen van de huidige instellingen en branches heen werken en daarbij nieuwe verbindingen tot stand brengen. Nieuwe allianties, verdienmodellen, wet- en regelreving, vormen van publiek-private samenwerking, maar ook van politiek bedrijven, colleges en integraal sturen zullen voor succes noodzakelijk zijn. Dus er zal veel aandacht moeten komen hoe inhoud en besturing met elkaar opnieuw verbonden kunnen worden.

Samen naar school

Samen naar school – altijd al een sterk concept in mijn ogen – biedt hier en nu zeker grote kansen circulaire economie. Immers samen ontdekken, samen leren, samen afzien en samen oplossingen vinden. Het is een must. De circulaire economie moet de oude economie nu eenmaal vervangen, zulks voor Moeder Aarde, voor ons en onze kinderen. Is het niet Nelson Mandela die ons wederom de weg wijst: ‘Education is the most powerful weapon which you can use to change the world.’

Gedreven door maatschappelijke impact

Iedere organisatie kan op haar eigen wijze bijdrage aan de gewenste vernieuwingsimpuls en het samen naar school gaan. BNG Bank wil samen met haar klanten ontdekken en oplossingen vinden om de bekostigings- en financieringsmogelijkheden van circulaire bouw- en renovatieprojecten te verbeteren.Wij willen met ons commitment aan de Sustainable Development Goals met onze klanten werken aan de switch naar (meer) circulair en biobased bouwen. Horen waar hun vragen liggen, om zo bij te dragen aan ontwikkeling en versterking van deze opgave.

Lees hier het volledige rapport ICER 2021*Dr. Frank J. Dietz gaf in oktober 2018 de 1e Professor Oldeman Lezing Duurzame Ontwikkeling en Circulaire Economie.

Making Public Organizations Work

Bert George |Borgerhoff & Lamberigts

Publieke organisaties zijn belangrijk, nu meer dan ooit. Of het nu gaat om ziekenhuizen die ons gezondheidszorg bieden, scholen die ons onderwijs bieden, politieagenten die onze straten veilig houden, musea die ons cultureel erfgoed beschermen, er zijn tal van voorbeelden te geven van de wijze waarop publieke organisaties ons dagelijks leven beïnvloeden. Maar het runnen van publieke organisaties is complex en de verwachtingen ten aanzien van deze organisaties zijn nog nooit zo hoog geweest – ze moeten efficiënt en effectief zijn, kwalitatief hoogwaardige en rechtvaardige diensten leveren, en ontvankelijk zijn voor de burgers die ze dienen.

Public organizations matter, now more than ever. Be it hospitals providing us healthcare, schools offering us education, police officers keeping our streets safe, museums safeguarding our cultural heritage, one can provide multiple examples of how public organizations impact our daily lives. But running public organizations is complex and expectations towards these organizations have never been greater — they need to be efficient and effective, provide high-quality and equitable services, and be responsive towards the citizens they serve.

Making public organizations work biedt een op onderzoek gebaseerd overzicht van publieke managementactiviteiten die publieke managers, of mensen die dat willen worden, helpen om na te denken over hun prestaties en deze te verbeteren. Het is hét boek voor iedereen die geïnteresseerd is in de praktijk van het leiden van publieke organisaties en richt zich op het managen van hervormingen, prestaties en waarden; het managen van publieke organisaties en netwerken; en het managen van bureaucraten, politici en burgers op straatniveau. Theoretische inzichten worden concreet gemaakt aan de hand van praktijkvoorbeelden van publieke organisaties over de hele wereld.

Making public organizations work provides a research-based overview of public management activities that help public managers, or people aspiring to become one, reflect on and enhance their performance. It is the go-to book for anyone interested in the practice of running public organizations and centers on managing reforms, performance and values; managing public organizations and networks; and managing street-level bureaucrats, politicians and citizens. Theoretical insights are made concrete through real-life cases from public organizations around the world.

Bibliography

George, B. (2021) Making public organizations work. Gent: Borgerhoff & Lamberigts.

Over een waakhond

Op 8 april 2019 werd het boek ‘Oproep van een waakhond’ van Prof. Mr. Pieter van Vollenhoven, geschreven als voorzitter van de Stichting Maatschappij en Veiligheid (SMV) uitgebracht. In de zomer van 2018 schreef de heer Van Vollenhoven een brief ‘Een kritische waakhond voor de veiligheid?’ en zond deze naar een groep personen in Nederland met het verzoek hierop te reageren.

In deze brief uit de auteur zijn zorgen over het zich niet houden aan de veiligheidsregels (het ‘gesjoemel’) en het niet in praktijk brengen van aanbevelingen, waarschuwingen en adviezen op het gebied van veiligheid. Een kritische waakhond is zijns inziens nodig om hierover te waken.

In zijn boek stelt prof mr. Pieter van Vollenhoven voor dat er een onafhankelijke en deskundige Nationale Veiligheidsinspectie komt, waarin de veiligheidstaken van de bestaande Inspecties worden ondergebracht. Net als de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) zou deze Veiligheidsinspectie op uniforme wijze voor alle sectoren werken en zich uitsluitend richten op het lering trekken en het verbeteren van de veiligheid. Met als belangrijk verschil natuurlijk dat de OVV pas een onderzoek start na een voorval of ramp en de NVI gericht is op het voorkomen daarvan.

Een aantal van de personen die de brief hebben ontvangen, om precies te zijn 45, hebben een reactie geschreven. De reacties overziend worden de veiligheidszorgen gedeeld, het principe van een waakhond onderschreven, maar ten aanzien van het optuigen van een zoveelste nieuwe organisatie zijn de reacties terughoudend. Hoe wel is de vraag die blijft staan.

Mijn reactie van 23 november 2018, geschreven als bestuurder en directeur van het netwerk van PRIMO Europe, respectievelijk PRIMO Nederland – en zoals opgenomen in het extra gepubliceerde boek met alle formele reacties – wordt hierbij integraal gedeeld:

“Hooggeleerde heer Van Vollenhoven,

Public Risk Management Organisation (PRIMO) heeft met grote belangstelling kennisgenomen van uw brief met betrekking tot “Een kritische waakhond voor de Veiligheid”. Wij stellen het op prijs een korte reactie te mogen geven als organisatie die het managen van publieke risico’s in haar missie heeft: ‘We care about good governance”. Zij is opgericht als vereniging Europees in Straatsburg in 2005 en in Nederland te Den Haag in 2006.

Wij herkennen de analyse die u geeft zeer. Elke zin in uw pleidooi is raak. U schrijft onomwonden en gaat naar het hart van wat goed bestuur zou behoren te zijn. De door u bepleite waakhond zou qua rol reeds belegd moeten zijn, dachten wij in ons democratisch bestel bij Tweede Kamer, Provinciale Staten, Gemeenteraad en Algemeen Bestuur van Waterschappen. Zij immers hebben een controlerende taak. Het zou ook onderdeel dienen uit te maken van de handel en wandel van elk publieke leider, zowel bestuurlijk als ambtelijk. Punt is dat bezien vanuit veiligheid de wereld er gefragmenteerd en gesegmenteerd uitziet. De hele keten van veiligheid is uitgerekt, uitgestrekt en geparcelleerd. U verwoordt dit treffend. Het integraal verbeteren op veiligheid werkt niet.

Als de samenleving kan worden beschouwd als een ecosysteem en veiligheid als integrale waarde ervan, dan zou de waakhond symbool kunnen staan voor het eigenaarschap van veiligheid en daarbij de gedaante aan kunnen nemen van die van rentmeester, van hoeder. Een systeem kan alleen groeien, in dit geval in de ontwikkeling en de borging van veiligheid, indien zij leert van haar fouten, dit door deze te zien als een onderdeel van groei, te erkennen en te adresseren. Alle principes van de high reliability organisation gelden hier, denken wij.

Wij onderschrijven uw analyse en pleidooi voor acteren van harte. Wij willen nog iets toevoegen. Een waakhond is met name effectief, indien de eindverantwoordelijkheid ook integraal en onafhankelijk van de deelbelangen kan worden belegd én democratisch kan worden verankerd. Wil de overheid betrouwbaar zijn, dan dienen bevoegdheden, geld en middelen aanwezig te zijn om verbeteringen in het systeem te kunnen doorvoeren en zelfs af te dwingen. Het spreekwoordelijke Geen geld, geen Zwitsers geldt te allen tijde, ook hier.

De door u bepleitte waakhond zou volgens ons de gedaante aan kunnen of misschien wel moeten nemen van rentmeester (van de veiligheid), dit in de vorm van een eindverantwoordelijk bestuurder/manager in het land, die met democratisch gezag kan en mag opereren, zeker in het doorvoeren en afdwingen van systemische verbeteringen.

Hoogachtend,

Ir. J.P. (Jack) Kruf, President/Directeur”