We weten dat het begrip ‘resilience’ niet van vandaag of gisteren is. Charles Darwin gebruikte het in 1859 bij zijn beschrijving van de kernprocessen van natuurlijke selectie, later door Herbert Spencer samengevat en geduid als het mechanisme ‘survival of the fittest’. Met andere woorden, de soort die zich het best kan aanpassen aan de omstandigheden overleeft en gaat door naar de volgende generatie (ronde). Is dat het in haar essentie? En geldt dat ook voor steden? Met andere woorden: de stad die zich weet aan te passen aan de omstandigheden overleeft. Of is er meer?

Julia Margaret Cameron (1869) Charles Darwin [photo]
Wat je er precies mee kunt in de dagdagelijkse praktijk van besturen en managen is voor velen nog onduidelijk. Het begrip vliegt hoog over. Hoewel Den Haag en Rotterdam er hard aan werken om denken in resilience van de grond te krijgen. Dat is knap. Het concept en de toepassing voor de besturing van de stad is nog uitdagend. Programmasturing, dat in elk geval, maar het is meer, veel meer. Dat een andere manier is van denken, dat is wel duidelijk. Maar voor het hoe of wat is in de huidige bestuurskunde nog niet veel ruimte, laat staan binnen raden en besturen. Toch is er de krachtige notie van de noodaak om in meer samenhang te gaan sturen, het belang van strategie, scenario’s, lange lijnen, samenwerking in ketens, de waarde van crisis- en rampenmanagement als onderdeel van het geheel, van integraal, betrokken en afgestemd. Maar resilience blijft een containerbegrip voor velen en gaan er nog maar weinig echte lampjes branden.